Arbeidsrecht

Geen ondertekende vaststellingsovereenkomst. Toch einde arbeidsovereenkomst?

In een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag ging het om een werknemer en een werkgever die in geschil met elkaar verkeerden hoofdzakelijk over de vraag of zij overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst, omdat een ondertekende vaststellingsovereenkomst ontbreekt. Wie krijgt er gelijk? De werknemer die stelt dat er geen schriftelijke overeenkomst is die hij heeft ondertekend en dat er daarom geen overeenstemming is over het einde van de arbeidsovereenkomst of de werkgever die stelt dat een schriftelijk akkoord per e-mail of whatsapp ook volstaat en er wel een rechtsgeldig einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen? Lees het antwoord hieronder.

Geen getekende vaststellingsovereenkomst

In deze zaak staat vast dat er geen door beide partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst is. Op grond van het zogenoemde schriftelijkheidsvereiste in artikel 7:670b lid 1 BW is een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, slechts geldig indien deze schriftelijk is aangegaan. Aan dit vereiste ligt ten grondslag dat de zwaarwegende consequenties van een werknemer bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor de werknemer zijn gewaarborgd en aan de werknemer een bedenktermijn (van 14 dagen) wordt gegeven om die consequenties te overzien en om eventueel juridisch advies in te winnen. Het gaat hierbij doorgaans om een zogenoemde vaststellingsovereenkomst of beëindigingsovereenkomst. Partijen staan lijnrecht tegenover elkaar en komen er niet uit.

Kantonrechter: whatsapp-bericht kan soms volstaan

De kantonrechter is, anders dan de werknemer, van oordeel dat ten aanzien van het hiervoor genoemde schriftelijkheidsvereiste en de totstandkoming van een beëindigingsovereenkomst niet per se een handtekening is vereist en dat onder omstandigheden ook kan worden volstaan met een schriftelijk akkoord per e-mail of whatsapp-bericht.

Uit de e-mailwisseling en whatsapp-berichten tussen partijen volgt namelijk dat de werknemer akkoord is gegaan met de inhoud van de opgemaakte vaststellingsovereenkomst en met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 mei 2022. De kantonrechter is van oordeel dat ten aanzien van het schriftelijkheidsvereiste en de totstandkoming van een beëindigingsovereenkomst dus niet in alle gevallen een handtekening is vereist en dat onder omstandigheden kan worden volstaan met een schriftelijk akkoord per e-mail of whatsapp-bericht. Een whatsapp-bericht kan onder omstandigheden dus volstaan voor het schriftelijkheidsvereiste van een beëindigingsovereenkomst.

In deze zaak was dit inderdaad voldoende en trok de werkgever dus aan het langste eind. De werknemer kon niet meer terugkomen op zijn akkoord, de wettelijke bedenktermijn was namelijk verstreken, en de arbeidsovereenkomst is rechtsgeldig tot een einde komen.

De conclusie is dat voldoende is gebleken dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden is beëindigd per 1 mei 2022. Ook al hebben partijen de vaststellingsovereenkomst niet ondertekend, uit de correspondentie blijkt voldoende dat de werknemer hiermee wel degelijk akkoord was. Ook al loopt het in deze zaak goed af voor de werkgever, is onze tip om toch altijd een handtekening onder de vaststellingsovereenkomst te krijgen. Het had in deze zaak namelijk ook anders kunnen aflopen als de omstandigheden net wat anders zouden zijn geweest.

Deze uitspraak is te lezen via de volgende link: uitspraak.

Legal8